Weerstandscapaciteit
Middels de nota reserves en voorzieningen, vastgesteld in maart 2017, heeft uw raad een beleidslijn omtrent de weerstandscapaciteit vastgesteld. Onderstaand wordt ingegaan op deze beleidslijn in relatie tot de weerstandscapaciteit.
Incidentele weerstandscapaciteit
De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit:
- de algemene reserve
- bestemmingsreserves voor zover nog vrij aanwendbaar
- stille reserves
In de nota Reserves en voorzieningen is een deel van de algemene reserve ter grootte van € 10 miljoen aangewezen voor de opvang van incidentele risico’s. Dit deel fungeert als algemene risicoreserve en is de voornaamste component van het weerstandsvermogen.
De stand van de algemene reserve per 1 januari 2018 bedraagt naar verwachting op basis van deze voorliggende begroting € 12,7 mln. Naast de algemene reserve behoren ook de vrij aanwendbare bestemmingsreserves tot de weerstandscapaciteit en eventuele stille reserves. Bij bestemmingsreserves heeft de raad een bedrag gereserveerd voor een bepaald doel. De raad kan een besluit nemen tot een andere aanwending zolang er nog geen onontkoombare verplichtingen zijn aangegaan. Hierdoor kunnen deze reserves in noodgevallen ingezet worden om tegenvallers op te vangen. Het totaal van de bestemmingsreserves bedraagt naar verwachting op basis van deze voorliggende begroting per 1 januari 2018 € 12,8 mln., voor het grootste deel bestaande uit de reserves kapitaallasten, sociaal domein, onderhoud gebouwen, onderhoud wegen en baggerplan. Onder een groot deel van deze reserves liggen verplichtingen waardoor niet voor dit hele bedrag een heroverweging mogelijk is. Voor het aandeel in de weerstandscapaciteit wordt voor de bestemmingsreserves voorzichtigheidshalve een vrij aanwendbaar deel aangehouden van € 2 mln.
Van stille reserves is sprake wanneer de marktwaarde van bezittingen (activa) de boekwaarde daarvan overstijgt. Het gaat hierbij om vaste activa (panden/gronden) of deelnemingen. Voorwaarde voor het opvoeren van deze stille reserves in de weerstandscapaciteit is dat de activa direct verkoopbaar zijn of tot opbrengsten leiden, indien de gemeente dat zou willen. In 2013 is gestart met de verkoop van gemeentelijke eigendommen in de vorm van gronden en panden. De opbrengst hiervan wordt gebruikt om de algemene reserve te verhogen. Voor wat betreft de panden nemen we voorzichtigheidshalve geen stille reserve op als onderdeel van de weerstandscapaciteit.
Naast panden heeft de gemeente een behoorlijke grondpositie. Door het terugbrengen van het gemeentelijk eigendom in vastgoed zal deze positie in de toekomst afnemen. In totaal bezit de gemeente medio 2017 620 ha pachtgronden verdeeld naar 568ha vaste pacht en 52ha losse pacht. Daarnaast is nog 24ha in eigendom die niet verpacht is. Deze gronden zijn niet meegenomen in de bepaling van de stille reserve.
Het bepalen van de omvang van de waarde van stille reserves geeft slechts een indicatie van de verwachte opbrengstwaarde. Hiermee wordt een inschatting gemaakt van een potentiële waarde bij verkoop. Voor gronden is de combinatie van het moment van verkoop, de hoeveelheid ha, de locatie en de prijsontwikkeling op dat moment bepalend voor de werkelijke verkoopwaarde. Om die reden wordt voor het bepalen van de stille reserve uitgegaan van een bandbreedte.
Rekening houdend met de verdeling losse en vaste pacht en uitgaande van een verwachte verkoopprijs die ligt tussen € 4,50 en € 6,50/m2 voor geliberaliseerde (losse) pacht en tussen de € 2,70 en € 3,90/m2 voor reguliere (vaste) pacht, bedraagt de marktwaarde van de gronden tussen de circa € 17,7 en € 25,5 mln. Rekening houdend met een boekwaarde op een deel van deze gronden van in totaal € 12,7 mln., bedraagt het verschil tussen de potentiële gemiddelde opbrengstwaarde (€ 21,6 mln.) en de boekwaarde en daarmee de indicatieve gemiddelde omvang van de stille reserve € 8,9 mln.
Om een bedrag op te nemen voor de weerstandscapaciteit wordt uitgegaan van 50% van dit gemiddelde. Het is immers niet reëel te veronderstellen dat een dergelijke grondpositie in één keer op de markt gezet kan worden, wat voor de beoordeling van de weerstandscapaciteit van belang is.
Structurele weerstandscapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit wordt gevormd door:
- het totaal van de onbenutte belastingcapaciteit
- de post onvoorziene uitgaven die structureel in de begroting is geraamd.
Omdat voor dienstverleningen het uitgangspunt van kostendekkende heffingen geldt, zit de onbenutte belastingcapaciteit uitsluitend in de onroerende zaakbelasting. Een verhoging van de OZB opbrengsten met 5% betekent circa € 380.000 aan extra opbrengsten. Voor de weerstandscapaciteit gaan we uit van een omvang van € 500.000 omdat de ophoging in praktijk beperkingen kent zoals politieke haalbaarheid en gewenste maximale stijging.
Tenslotte behoort tot de weerstandscapaciteit de post voor onvoorziene uitgaven. Deze bedraagt jaarlijks € 230.000.
De totale beschikbare weerstandscapaciteit komt daarmee op € 19,8 mln. zoals weergegeven in de onderstaande tabel:
Bestanddeel | Huidige omvang weerstandscapaciteit |
Algemene reserve | 12,7 mln. |
Bestemmingsreserves | 2,0 mln. |
Onvoorzien | 0,2 mln. |
Stille reserves | 4,4 mln. |
Onbenutte belastingcapaciteit | 0,5 mln. + pm |
Totaal | 19,8 mln. + pm |